Per 1 oktober wordt alles duurder. De Belasting toegevoegde waarde (Btw) gaat omhoog van 19 naar 21 procent. Btw is een omzetbelasting, van elk product dat verkocht wordt, gaat dit percentage naar de schatkist. Er is een aantal uitzonderingen, zoals voedsel en (nu ook ter discussie) theater en bioscoopkaartjes.
De zorgkosten zullen stijgen, door blijvend hoge prijzen voor medicijnen, en een verhoging van het eigen risico. De huren worden jaarlijks geïndexeerd en ook de kinderopvang wordt duurder. Het is nog onduidelijk of de toeslagen deze prijsstijgingen zullen volgen.
Veel grote partijen, zoals kabelaanbieders (UPC, Ziggo) voeren de BTW-verhoging direct door, ook in lopende contracten. De NS-voordeelurenkaart wordt bijvoorbeeld ook fors duurder. In de detailhandel ziet men zich ook genoodzaakt om het verhoogde Btw tarief door te berekenen aan de consument. Juist nu worden prijsverhogingen doorgevoerd, die veel verder gaan dan de 2 procent verschil tussen het oude en het nieuwe Btw tarief. Omdat overal alles duurder wordt, valt het niet meteen op als een verhoging buiten proportie is.